Intrinsieke motivatie

WAT WIL IK? WAT KAN IK? WAT BOEIT MIJ? We willen de intrinsieke motivatie om te leren behouden en stimuleren. Dat doen we o.a. door

 leerlingen zelf actief partner te maken van het leerproces,

 aandacht te besteden aan persoonsontwikkeling (wie ben je, wat ligt je?)

 gericht te werken aan een aangename, veilige klassfeer

    (“hoe meer veiligheid om fouten te mogen maken, hoe meer er geleerd wordt”)

 te luisteren naar wat leerlingen belangrijk vinden

 zinvol te evalueren

 

Het leren gebeurt zoveel mogelijk ervaringsgericht: aansluitend bij de intrinsieke motivatie van de leerling en geënt op diens eigen beleving en eigen interesse. Er is dus ruimte voor de leerling om het leertraject verregaand mee vorm te geven. Dit leertraject kan flexibel opgebouwd worden aan de hand van verschillende vormen van leren, niet enkel instructietijd maar ook peer-teaching, werkstukken, projectwerk, portfolio, stage, e-learning enz. Vertrouwen en veiligheid zijn geen toevallige neveneffecten van het onderwijs, maar bewuste hefbomen om het leren te versterken. Er wordt actief op ingezet. Leren is immers persoonlijk en uit onderzoek blijkt dat betrokken, veilige relaties tussen leerkracht en leerling, en tussen leerlingen onderling, sterk positieve effecten hebben op de leerprestaties (“als je wil dat leerlingen leren, geef ze een vriend” en “als de leraar mij graag ziet, leer ik beter”).

 

Basiskennis- en begrippen zijn belangrijk en zien we dan ook als een noodzakelijke eerste stapsteen om duurzame leereffecten te bekomen. We leggen de nadruk niet op het reproduceren van kennis (leren voor de test, niet voor het leven). We willen duurzame, diepgaande en brede kennis opbouwen. Het leggen van verbanden tussen leeronderdelen, tussen vakken onderling, tussen vakken en de wereld, tussen eigen voorkennis en nieuwe leerstof zal een expliciete focus zijn. Het leren wordt daardoor levensecht, zinvol, dynamisch.

 

Niet elke leerling vindt elk leeronderdeel even interessant en niet voor elke leerling is elk onderdeel even onmisbaar. Door voor elk vak de basiscompetenties vast te leggen (wat moet de leerling minimaal verwerven om te slagen) ontstaat de dynamiek en vrijheid om het leren vorm te geven. De instructietijd in groep wordt kort gehouden en de vrijgekomen tijd kan aangewend worden voor wat wenselijk is: extra instructietijd, extra inoefentijd of net tijd voor verdieping of verbreding. Zo wordt de leertijd per leerling gemaximaliseerd (in plaats van een groepsgerichte focus waarbij het merendeel van de klas niet op elk moment leert).